Het Tijdschrift voor HRM bestaat 25 jaar. In die tijd is niet alleen het vak van de hr-professional veranderd. Ook de gewoonten en gebruiken op de werkvloer, de arbeidsvoorwaarden en de relatie tussen werknemer en werkgever veranderden flink. Speciaal voor ons jubileumjaar vroegen we drie studenten om met hun grootouders in gesprek te gaan over hoe het leven als werknemer er vroeger uitzag. In deze aflevering: Linda van Meurs in gesprek met haar opa Henk Martin.

Een kijkje in het werkzame verleden van Henk Martin

Opa begon met zijn politieopleiding in Amsterdam in juli 1958, waarbij de opleidingsduur destijds één jaar bedroeg. Na voltooiing van zijn opleiding, werd opa officieel toegewezen als politieagent. De reden voor de korte duur van de politieopleiding destijds was het ontbreken van toetsing van sociale vaardigheden, waarbij de nadruk uitsluitend lag op de studie van wetgeving. Opa werd toegewezen aan algemene surveillancediensten, wat inhield dat hij op diverse locaties in de wijk Amsterdam-Oost werkzaam was.

Na het huwelijk van prinses Beatrix in 1966, waar hij bij betrokken was, verhuisde hij naar Wageningen, waar hij hoofdagent werd. Hij wilde daarheen verhuizen om dichter bij zijn familie te zijn, samen met oma en de kinderen. In Wageningen heeft opa allerlei klussen gedaan tot 1993. Toen is hij met pensioen gegaan, omdat de politie ging herstructureren. Die herstructurering hield in dat hij weer nachtdiensten zou moeten draaien en daar was hij lange tijd mee gestopt. Dit had niet zijn voorkeur. Na een gesprek met zijn baas besloot hij met pensioen te gaan. Sindsdien genoot opa met oma van hun vrije tijd met de familie en vooral hun favoriete bezigheid: reizen over de wereld.

Had je vroeger zeggenschap over hoe, waar en wanneer je werkte?
“Helemaal niet, vooral niet in de rol als politieagent. Er was geen ruimte voor inspraak, je moest gewoon opvolgen wat er gezegd werd.” Als jonge agent vond hij dit niet storend en eigenlijk heeft hij dit nooit als zodanig ervaren. Op een gegeven moment veranderde de samenleving (rond 1960), en hij merkte op dat mensen meer betrokken raakten en hun meningen lieten horen. Dit had zeker invloed op zijn werk, omdat hij zich moest aanpassen als vertegenwoordiger van de overheid. Met ‘aanpassen’ bedoelt hij vooral dat hij moest meedenken met de opvattingen van anderen. De politie weerspiegelde de maatschappij, dus wanneer de maatschappij veranderde, veranderde de politie mee.

Wat vond je het leukste aan je werk?
Opa was graag onder de mensen en had graag interactie met mensen, dat vond hij het allerleukste aan zijn werk. Vooral wanneer hij mensen kon helpen met hun problemen en zorgen. Zo vertelde opa dat er op een ochtend in 1990 een brand uitbrak in een studentenhuis in Wageningen. De studenten waren helemaal van de kaart. Opa nodigde toen alle studenten uit op het politiebureau waar iedereen getrakteerd werd op een heerlijk ontbijtje en drinken. En alsof dat nog niet genoeg was, regelde hij ook dat ze diezelfde dag nog terecht konden bij een tweedehandswinkel voor meubels tegen een spotprijs, omdat alles in rook was opgegaan. Zulke dingen gaven opa echt voldoening, wetende dat hij iets goeds voor anderen kon betekenen.

Wat vond je heftig tijdens je werk?
“Het was echt zwaar voor mij als er ongelukken gebeurden waar kinderen bij betrokken waren. Dit gebeurde ook regelmatig langs de grachten in Amsterdam, omdat de kinderen daar op straat aan het spelen waren.”

Waar werkte je?
“Op het politiebureau in Amsterdam en later in Wageningen. In Amsterdam was het behoorlijk druk met honderden collega’s, terwijl het in Wageningen wat kleinschaliger was met ongeveer 50 collega’s.” In Amsterdam deelde hij zijn bureau met een stuk of 10 collega’s, en in Wageningen deelde hij zijn werkruimte met 5 collega’s. Toen hij in 1985 een promotie kreeg tot adjudant-chef, kreeg hij zijn eigen bureau.

Hoeveel tijd had je voor pauze?
Elke dag had hij alleen tussen de middag een half uurtje pauze.

Moest je voornamelijk zitten of staan?
Hij zat veel voor het papierwerk, maar moest ook veel op pad in de politieauto.

Was je werk gevaarlijk?
“Vroeger vond ik het niet gevaarlijk, maar met hoe de wereld veranderd is, zou ik er nu wellicht anders over denken.”

Werd er rekening gehouden met je privéleven?
“Ja, mijn leidinggevenden vroegen regelmatig hoe het persoonlijk met mij ging en twee keer per jaar had iedereen een gesprek met de bedrijfsarts. Ze letten destijds ook erg op ergonomie, zodat iedereen bijvoorbeeld goed achter zijn of haar bureau zat.”

Werd er aandacht besteed aan veiligheid en gezondheid op het werk?
“De bedrijfsarts hield je gezondheid in de gaten, en wat betreft veiligheid was iedereen zelf verantwoordelijk. Ze hadden altijd één regel bij de politie: jouw eigen veiligheid staat voorop. Een regel die vandaag de dag nog steeds geldt.”

Wat voor contract had je?
In Amsterdam en Wageningen fulltime en maandag tot en met zondag iedere week een ander rooster en verschillende dagen.

Hoeveel uren per week, hoeveel dagen per week, hoeveel vakantiedagen?
“18 vakantiedagen en dat werden er steeds meer.”

Deed je overuren? Indien ja, werden die betaald?

  • Werken op zaterdag 50% extra
  • Werken op zondag 100% extra
  • Overuren 50% extra
  • Verschuiving van dienst 40% extra

Deze regels werden begin jaren ‘60 voorgesteld door burgemeester Boot uit Hilversum, zodat de arbeidsvoorwaarden verbeterden voor de politie. De regering heeft daar gehoor aangegeven, want het werd doorgevoerd.

Kreeg je vrij als er een kind geboren werd/iemand overleed?
“Ja, ik kreeg een dag vrij wanneer ik vader werd, om aangifte te doen bij de gemeente. Maar 1 dag dus. Wanneer er iemand overleed in je directe kring kreeg je in ieder geval 4 dagen vrij.”

Wat gebeurde er als je ziek was (of als je kind ziek was)?
“Wanneer ik me ziekmeldde, belde de chef de bedrijfsarts, maar dat gebeurde niet altijd. Het was per situatie verschillend. Er werd altijd gevraagd waarom je ziek was en wat je mankeerde.”

Sprak je collega’s/leidinggevende met ‘u’ aan?
“Nee, er was een informele sfeer. Ik spraak mijn baas alleen met u aan in het bijzijn van anderen.”

Zag je je collega’s/leidinggevende naast het werk?
“Ik sportte veel samen met andere collega’s. Allerlei sporten; voetbal, volleybal etc. In 1985 raakte ik bevriend met de receptioniste, waar ik nog steeds na 38 jaar iedere maand een borrel mee drink in Wageningen, de plek waar ik woon.”

Hoe/wat waren de man/vrouw verhoudingen?
“In Wageningen waren de verhoudingen goed. Dit was wel te danken aan de eerste vrouwelijke collega, omdat zij zichzelf goed positioneerde binnen het team als enige vrouw. De mannelijke collega’s waren niet gewend aan vrouwelijke collega’s en sommige van hen moesten hier erg aan wennen.”

Met de wijsheid van nu, welk advies zou je jezelf aan het begin van je loopbaan gegeven hebben?
“Begin aan je carrière en probeer zo goed mogelijk door te groeien. Dus, pak alle kansen met beide handen aan. Omdat ik vind dat je jezelf altijd moet verbeteren en jezelf moet uitdagen. Zo heb je later alle financiële vrijheid om de dingen te doen waar je van houdt. Ik heb bijvoorbeeld allemaal mooie reizen kunnen maken.”

En welk advies geef je mij (je kleinkind)?
“Je best doen, je verbeteren en vooral veel plezier hebben in je werk.”

Linda van Meurs, student Human Resource Management aan de HAN in Nijmegen