Commentaar op het artikel ‘Niets is zo praktisch als een goede theorie: wie weet dit in HRM?’ van Jesse Segers, Daniël Vloeberghs en Peggy De Prins.

Editie 2009, nr. 2

Jaap Paauwe

Lof komt toe aan onze Vlaamse collega’s, dat zij in een goede traditie van Rynes et al. (2002) en Groen et al. (2006) aandacht besteden aan de kloof tussen theorie en praktijk. Dat zij zich daarbij vergalopperen als het gaat om de vergelijking België – Nederland zij hun vergeven. Immers, de selectie van respondenten in het Vlaamse onderzoek is een zogenaamd ‘convenience sample’, dat wil zeggen dat er gebruik werd gemaakt van persoonlijke contacten van de onderzoekers en het ledenbestand van een Personnel Managers Club. Welnu, persoonlijke contacten van de onderzoekers (zijnde wetenschappers, waarvan twee in de rang van hoogleraar) betekenen veelal contact met de hogeropgeleide personeelsmanagers, die niet representatief zijn voor het totaal van de populatie. Hetzelfde geldt voor de Personnel Managers Club, waarvan de doelstelling erop is gericht te komen tot een ‘goede HR-werking binnen de organisatie’. Daarmee vervallen grotendeels de gronden voor een vergelijking met de Nederlandse stand van zaken op basis van het onderzoek van Groen et al. Aan de conclusie dat de Nederlandse HR-manager beter scoort op het gebied van opleiden en trainen en omgekeerd dat de Vlaamse HR-manager het beter doet op het gebied van werving en selectie, moet dan ook niet al te veel waarde worden gehecht.

Download hier de pdf.

Of zoek verder in de database.