Werken na de AOW-leeftijd komt steeds vaker voor in Nederland, maar is voor veel oudere werknemers onbereikbaar doordat zij automatisch worden ontslagen bij het bereiken van de AOW-leeftijd. Dat is niet het geval bij de rijksoverheid, waar het sinds 2008 staand beleid is om ouderen niet automatisch te ontslaan bij het bereiken van de AOW-leeftijd, maar in principe iedereen de mogelijkheid te bieden om door te werken na de AOW-leeftijd. In dit artikel onderzoeken we of dit formele beleid ertoe heeft geleid dat rijksambtenaren zich ook gestimuleerd voelen om door te werken na de AOW-leeftijd en in welke mate zij informele drempels ervaren die hen van deze stap weerhouden. We gebruiken data uit het NIDI Werk- en Pensioenpanel (2015), waarin 6734 werknemers van 60 jaar en ouder van drie grote pensioenfondsen (overheid, bouw, zorg) zijn ondervraagd over werk en pensioen. De 341 rijksambtenaren in deze data worden vergeleken met 1030 overige ambtenaren en ruim 5000 oudere werknemers uit overige sectoren. De resultaten tonen dat rijksambtenaren gemiddeld meer vrijheid ervaren om door te werken na de AOW-leeftijd. Echter, ruim een kwart van hen voelt zich niet vrij om deze keuze te maken. Dit komt onder andere doordat veel rijksambtenaren inschatten dat hun leidinggevende het niet prettig zou vinden als zij zouden doorwerken. Hierdoor verschillen rijksambtenaren qua gewenste en verwachte pensioenleeftijd nauwelijks van overige oudere werknemers. Het loslaten van een verplichte pensioenleeftijd leidt er dus niet toe dat veel meer oudere werknemers doorwerken na de AOW-leeftijd. Dit heeft vooral te maken met informele drempels.