
Strijdend ten onder?
Besproken door Willem de Lange
De eerste vijfentwintig jaar van de 21e eeuw zijn bepaald niet rustig geweest voor de FNV. Het boek ‘Polderen en strijden’ geeft een overzicht van de belangrijkste acties en ontwikkelingen op het terrein van arbeidsvoorwaarden en –verhoudingen in deze periode. Dat gebeurt aan de hand van gesprekken en lezingen die werden gehouden op 6 november 2024 op een conferentie waarbij Paul de Beer afscheid nam als hoogleraar van de Henri Polakleerstoel. In de eerste zeven hoofdstukken interviewt De Beer hoofdrolspelers van acties en akkoorden vanuit de FNV. Op ieder gesprek wordt vervolgens gereflecteerd door een wetenschapper. Tot de vakbondsbestuurders behoren onder meer Lodewijk de Waal, Agnes Jongerius en Ton Heerts. Als wetenschappers komen onder anderen Coen Teulings, Romke van der Veen en Maarten Keune aan het woord. Zo passeren de revue: de grootste vakbondsdemonstratie ooit (2004), de stakingen van schoonmakers (2010, 2012 en 2014), de hervorming van het pensioenstelsel (2011), het Mondriaanakkoord (2013), acties van leerkrachten (2017), acties in distributiecentra (2017) en platformwerk (2019).
“Het boek geeft een waardevol doorkijkje voor iedereen die zicht wil krijgen op de toekomst van arbeidsverhoudingen en -voorwaarden”
Tussen de hoofdstukken door worden we in ‘tijdlijnen’ meegevoerd in vele andere ontwikkelingen, gebeurtenissen en acties die van belang zijn geweest voor de arbeidsverhoudingen en -voorwaarden in de betrokken periode. Al met al geeft het boek een mooi en ook leerzaam overzicht, waaruit blijkt dat de titel zeer treffend is gekozen. En krijgen we een goede kijk op wat zich in de organisatie heeft afgespeeld, welke strategieën worden gevolgd, maar ook wat sterkten en zwakten van de FNV zijn. Het is verplichte kost voor iedereen die geïnteresseerd is in arbeidsverhoudingen, of daarmee in de praktijk te maken heeft; als HR-professional of cao-onderhandelaar. Ik ga ervan uit dat iedereen die tot de laatste categorie behoort het boek allang gelezen heeft. Voor de meeste HRM-ers zal dat (nog) niet het geval zijn, maar voor wie zicht wil krijgen op de toekomst van arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden geeft het boek een waardevol doorkijkje.
Organizing als vakbondsstrategie
Voor beide doelgroepen is het onder meer boeiend om te lezen over wat wordt gezien als de belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen tijd. Organizing als vakbondsstrategie, zo blijkt. Daaronder wordt verstaan ‘leiderschap op de werkvloer’: acties voor (met name) betere arbeidsvoorwaarden die van onderuit (en dus niet van buitenaf, door de vakbond) worden georganiseerd. In het boek staan meerdere voorbeelden, zoals de schoonmaakbranche, distributiecentra en PO in actie. De FNV speelt daarop in door de acties te ondersteunen en, waar mogelijk, over te nemen. Een aantal bonden, zoals FNV Bondgenoten en de AbvaKabo, heeft intussen aparte organizing-afdelingen ingericht.
“Je ontkomt bij lezing van het boek niet aan de conclusie dat de tegenmacht van de bonden in de afgelopen decennia behoorlijk is afgebrokkeld”
De laatste twee hoofdstukken zijn het meest boeiend. In het voorlaatste hoofdstuk voert Paul de Beer een gesprek met Tuur Elzinga, in het najaar van 2024 nog voorzitter van de FNV. Op de vraag: “Als jij terugkijkt op deze 25 jaar, wat is in jouw ogen dan het meest bepalend geweest voor waar de vakbeweging nu staat?” antwoordt Elzinga: “De vorming van één ongedeelde FNV (…) met een Ledenparlement.” Hij noemt dus niet een bepaald akkoord of toonaangevende acties, niet de loonontwikkeling of verbetering van andere arbeidsvoorwaarden. Kortom, niets wat is gerealiseerd voor de leden; nee, het belangrijkste is voor hem kennelijk ‘de structuur van de bond’.
Je ontkomt bij lezing van het boek niet aan de conclusie dat de tegenmacht van de bonden in de afgelopen decennia behoorlijk is afgebrokkeld. Dat komt niet alleen door de situatie bij de bonden, maar ook door bredere maatschappelijke ontwikkelingen; in het bijzonder de neoliberale economie met dominant marktdenken – vooral sinds de val van de muur in 1989 – en de individualisering van de samenleving. Waar is de solidariteit gebleven?
Is er toekomst voor de vakbeweging?
In zijn afscheidsrede (en het daarop gebaseerde laatste hoofdstuk) somt Paul de Beer op waar dit alles toe heeft geleid vanaf 2000: een sterke daling van de organisatiegraad (het aantal werknemers dat lid is van een vakbond), grote afname van het aantal werkenden dat onder een cao valt, een verslechtering van de loonquote en de schamele stijging van de reële lonen. Hij stelt zich de vraag of de vakbeweging nog wel toekomst heeft. Verwijzend naar krantenkoppen in 2003 zegt hij: “Toen werd die vraag ook gesteld, en zie: we zijn er nog.” Daar put hij de hoop uit dat de vakbeweging nog wel degelijk toekomst heeft. De hoop is onder meer gebaseerd op de flexibiliteit van de vakbeweging, die goed weet in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. De Beer: “Zonder de invloed van de vakbeweging zouden meer ingrijpende hervormingen zijn doorgevoerd en zou Nederland een stuk verder zijn opgeschoven in de richting van een liberale arbeidsmarkt en verzorgingsstaat.” Een dergelijke stelling is natuurlijk niet te bewijzen.
De Beer ziet ook de schaduwkanten van die flexibiliteit. Er zijn nogal wat concessies gedaan; en dat vergt veel van de achterban. Dat heeft vermoedelijk ook bijgedragen aan het ledenverlies en daarmee de verzwakking van de vakbeweging. Hij eindigt optimistisch: “De vakbeweging heeft al zoveel stormen doorstaan, dat zij hopelijk ook deze zal overleven.” Maar let wel op het woord ‘hopelijk’.
Naschrift.
De conferentie vond plaats in november 2024. Dat was vlak voordat de strijd om het voorzitterschap van de FNV losbarstte. Zeer tegen zijn zin moest Tuur Elzinga het opnemen tegen Zakaria Boufangacha. Het was het begin van een nieuwe storm die over de FNV raasde en het hele jaar 2025 aanhield. De strijd leidde er uiteindelijk toe dat de Ondernemingskamer van het Gerechtshof in Amsterdam twee toezichthouders benoemde, omdat de bond er zelf niet in slaagde orde op zaken te stellen: oud-minister Lodewijk Asscher en voormalig FNV-voorzitter Ton Heerts. Eén rechter nam daarbij zelfs het woord ‘pokkenbende’ in de mond om de situatie te beschrijven; niet bepaald een term die je uit de mond van een rechter verwacht. Het verslag van Asscher en Heerts was daar echter wél een bevestiging van. In hun advies moest ook het door Elsinga en De Beer bejubelde Ledenparlement het ontgelden; dat zou moeten worden opgeheven en worden omgezet in een Bondsraad. Maar het Ledenparlement wees het voorstel af; het weigerde zichzelf op te heffen. Alle andere relevante partijen waren wél akkoord. Zo etterde de zaak door. De toezichthouders lieten het er niet bij zitten: zij verzochten de Ondernemingskamer om het Ledenparlement op te heffen. Die oordeelde dat Asscher en Heerts hun hervormingsplannen mogen doorzetten, al moet een enkel onderdeel nog worden verduidelijkt. Als dat is geregeld, zou in 2026 kunnen worden begonnen met een nieuwe structuur. Hoewel, bij de FNV weet je maar nooit…
In het eerste kwart van deze eeuw is ‘polderen’ voor de FNV een succesvolle strategie geweest, ook al deed dat soms pijn. Denk maar aan het pensioenakkoord (dat velen nog steeds niet lekker zit; zie in het boek de reflectie door Coen Teulings). Het ‘strijden’ zit in de genen van de vakbond. De strijd voor betere arbeidsvoorwaarden en omstandigheden is immers de basis geweest van de vakbeweging in de laatste decennia van de 19e eeuw en heeft er in de 20e eeuw toe geleid dat de vakbeweging een factor van betekenis is geworden in Nederland. ‘Polderen’ is echter niet de sterkste kant van vakbondsmensen als het om de eigen bond intern gaat. En ‘strijden’ is en blijft een sterk kenmerk, maar is bepaald disfunctioneel als bondsbestuurders elkaar gaan bestrijden.
Bibliografische gegevens
Titel: Polderen en strijden. Hoogte- en dieptepunten van de vakbeweging in de 21e eeuw
Auteurs: Paul de Beer, Ewout van den Berg, Lisa Berntsen en Rein de Sauvage Nolting
Uitgeverij: Uitgeverij Van Gennep
ISBN: 9789461646255