Titel: Statushouder in dienst?

Ondertitel: Afwegingen van werkgevers

Abstract

Statushouders vormen een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. De bereidheid van werkgevers is cruciaal voor de arbeidsmarktparticipatie van statushouders. Dit onderzoek gaat na waarom sommige werkgevers een statushouder in dienst nemen en anderen niet. De combinatie van interviews en een vignettenstudie laat zien dat naast kenmerken van statushouders ook organisatiekenmerken en de institutionele context een rol spelen. Wanneer de statushouder de taal spreekt en een relevante opleiding heeft gevolgd in het herkomstland, zijn werkgevers in dit onderzoek eerder geneigd de statushouder in dienst te nemen. Motivatie en gezondheid vormen hierbij noodzakelijke voorwaarden. Daarnaast zijn organisatiekenmerken van belang: kleine organisaties, organisaties met moeilijk vervulbare vacatures en organisaties met aandacht voor diversiteit lijken eerder geneigd een statushouder in dienst te nemen. De bevindingen laten tevens zien dat capaciteit op de werkvloer om de statushouder te begeleiden van belang is alsmede intern draagvlak voor deze beslissing. Tot slot speelt de institutionele context een rol. Wanneer werkgevers andere werkgevers kennen met een statushouder in dienst, lijken zij eerder geneigd om zelf een statushouder in dienst te nemen. Sociaal beleid vanuit de gemeente heeft een stimulerende werking bij het aannemen van een statushouder.

Statushouder in dienst?

Auteurs

Joëlle van der Meer (MSc) is PhD kandidaat bij de afdeling Bestuurskunde en Sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam Prof.dr. Laura den Dulk is hoogleraar arbeid, organisatie en werk-privé vraagstukken bij de afdeling Bestuurskunde en Sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Inleiding

De afgelopen jaren is het aantal asielzoekers in Europa fors gestegen. Zo werden er in 2016 1.000.300 asielzoekers geregistreerd in Europa, terwijl dit er in 2008 nog 200.000 waren (UNHCR, 2018). Geweld en conflicten in andere delen van de wereld zetten vluchtelingen ertoe aan om buiten hun eigen regio op zoek te gaan naar veiligheid (UNHCR, 2018). Binnen Europa is er vanuit de media en politiek veel aandacht voor de toegenomen vluchtelingenstroom. Een vluchteling wordt volgens het Vluchtelingenverdrag van 1951 van de Verenigde Naties gedefinieerd als “een persoon die vervolging te vrezen heeft vanwege zijn ras, godsdienst, nationaliteit of omdat hij/zij tot een bepaalde sociale groep behoort of een bepaalde nationaliteit heeft en niet kan of wil terugkeren naar zijn of haar geboorteland” (UNHCR, 2010). Ook in Nederland was het aantal asielaanvragen afgelopen jaren hoog, met als piekjaar 2015, toen er bijna 60.000 vluchtelingen instroomden (VluchtelingenWerk, 2018). Als een asielzoeker voldoet aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag, wordt hij officieel erkend als vluchteling met een verblijfsvergunning, of wel een statushouder. De statushouder krijgt dan dezelfde rechten als andere burgers in Nederland en de gemeente zorgt voor de huisvesting (Bakker, 2015). Nadat er opvang en huisvesting is geregeld, is het vinden van werk een van de belangrijkste stappen in het integratieproces van statushouders. Statushouders vallen, net als andere werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt, onder de Participatiewet. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van statushouders bij het zoeken naar werk, het vinden van een geschikte opleiding en het onderhouden van contacten met werkgevers. Een essentiële factor in de arbeidsintegratie van vluchtelingen is de bereidheid van werkgevers om een vluchteling aan te nemen (Razenberg, Kahmann & de Gruijter, 2017).

Onderzoek wijst echter uit dat na anderhalf jaar slechts 4% van de statushouders werk heeft gevonden en dit aantal is na tweeëneenhalf  jaar gestegen naar 11% (CBS, 2018). Ook is de participatie op de arbeidsmarkt van statushouders die al langere tijd in Nederland zijn erg laag. Slechts 46% van deze statushouders heeft betaald werk, dit is vooral in kleine en flexibele contacten (VluchtelingenWerk, 2014). Uit een recente Policy-brief van de Wetenschappelijke Raad voor de Regering (WRR) kwam als  advies naar voren dat voorkomen moet worden dat statushouders te lang afhankelijk blijven van de bijstand, zoals nu veelal het geval is (Engbersen et al., 2015). De Sociaal Economische Raad (SER) concludeerde dat een toenemend aantal werkgevers bereid is om een statushouder in dienst te nemen, maar ze willen hierbij minimale zorgen hebben (SER, 2016). Het aannemen van een statushouder vraagt een zekere mate van flexibiliteit van werkgevers, omdat er meestal extra ondersteuning nodig is tijdens het proces van aannemen en het introduceren op de werkvloer. Hoewel werkgevers een belangrijke rol hebben bij de arbeidsmarktintegratie van statushouders, is er nog weinig onderzoek dat zich richt op het perspectief van de werkgever (SER, 2016). De arbeidsmarktparticipatie wordt meestal verklaard vanuit kenmerken van de statushouder. Daarnaast richt veel onderzoek zich op de positie van migranten, terwijl statushouders, door hun vlucht en de relatief lange periode in een asielzoekerscentrum, vaak een slechtere arbeidsmarktpositie hebben dan migranten (Bakker, 2015). Tot slot zijn de studies die wel het proces van aannemen van statushouders vanuit de werkgever onderzoeken, vooral empirisch van aard en wordt minder aandacht gegeven aan een verklaring vanuit een theoretisch oogpunt. Om meer inzicht te krijgen in het perspectief van de werkgever, gaat dit theoretisch gestuurde onderzoek in op de afwegingen van werkgevers bij het aannemen van statushouders. Centraal staat de vraag waarom sommige werkgevers statushouders in dienst nemen en anderen niet. Onder welke condities is een werkgever bereid om een statushouder aan te nemen?

Om na te gaan welke factoren van invloed zijn op de afwegingen van werkgevers bij het in dienst nemen van statushouders, wordt gebruik gemaakt van twee studies: (1) een kwalitatief onderzoek gericht op het verzamelen van interview- en focusgroep data,  en (2) een vignettenstudie. In de volgende paragraaf gaan we in op het theoretisch kader van de studie. De derde paragraaf beschrijft de onderzoeksmethode van de kwalitatieve studie, gevolgd door de bevindingen uit dit kwalitatieve onderzoek. Vervolgens worden de onderzoeksmethode van de vignettenstudie studie besproken en de resultaten hiervan. Het artikel wordt afgesloten met een conclusie en discussie van de bevindingen en aanbevelingen voor de praktijk.

Verder lezen? Download hier de pdf.

Of ga naar het overzicht van alle nieuwe artikelen.