Op 8 en 9 november jongstleden vond het vijfde HRM praktijk onderzoek congres plaats. Het wordt om de twee jaar georganiseerd door het HRM lectoren netwerk Nederland. Het vijfde congres al weer, dus er kan worden teruggekeken op minstens 10 jaar HRM onderzoek in lectoraten aan hogescholen. Het thema was dan ook:
Trends in HRM: 10 jaar HRM praktijkonderzoek, state of the art en vooruitblik.
Ik hoor tot de oudste generatie van HRM lectoren. Ik ben ergens in 2005 bij Saxion begonnen. Terugkijkend, was dat een generatie lectoren die allemaal ook op de universiteit werkten of daar direct voorafgaand aan hun benoeming gewerkt hadden als onderzoeker. Wat wij aantroffen op het HBO was een op onderwijs gerichte cultuur, heel betrokken en met veel praktijkmensen. Een curriculum gericht op vaardigheden en methodiek en primair Nederlandstalig. Onderzoek was iets dat vooral door studenten in het afstuderen moest gebeuren. Onze opdracht was om die cultuur meer onderzoeksgericht te maken en de kennis van de zittende staf aan te vullen met recente wetenschappelijke inzichten. Verdere professionalisering en verbeteren van hun onderzoeksvaardigheden werd van ons verwacht. Ook het inbrengen van onderzoek zelf, dat uiteraard ‘praktijkgericht’ moest zijn. Aangezien niets zo praktisch is als een goede theorie leek dat laatste ons doorgaans niet het grootste probleem.
Ik denk dat het die generatie gelukt is om onderzoek op de kaart te zetten in het HBO. Daarbij goed geholpen door besturen en overheidsbeleid. Er is zeker veel meer een onderzoekscultuur ontstaan in de afgelopen 10 jaar. Maar wat voor onderzoek dan? Ik vrees dat wij − die eerste generatie lectoren dus − toch vooral bezig zijn geweest om wat we bij de universiteit al deden en wat ons door jaren oefenen en streven eigen was geworden bij het HBO te introduceren. Dat moest ook haast wel. Niet alleen konden wij dat goed, maar onderzoek stond ook zo ver af van de dagelijkse werkelijkheid van docenten en studenten dat we eerst een basis moesten leggen. En de basis van wetenschappelijk onderzoek is nog steeds: een doel bepalen, theoretische en empirische kennis ophalen, daaruit modellen maken, hypothesen afleiden en testen of die kloppen door empirisch onderzoek.
Maar die aanpak was ook veilig en vertrouwd voor ons natuurlijk….. en makkelijk. Want dat is het probleem met écht praktijkgericht onderzoek (toegepast onderzoek waarbij een handelingsprobleem uit de praktijk een oplossing vraagt); je moet dan als onderzoeker het laboratorium van je theorie uit. Niet langer is de vraag theorie gestuurd, de te toetsen relatie dus duidelijk en nooit complexer dan je zelf toelaat. Nee, de vraag is gegeven, de context complex en invloedrijk en het antwoord cruciaal voor het praktische handelen van echte mensen en bedrijven. Nu moet wat theoretisch duidelijk is en empirisch is getoetst worden gebruikt om in één enkele situatie licht in de duisternis te brengen.
Daarom vind ik toegepast wetenschappelijk onderzoek in ons vakgebied in doorsnee vele malen complexer dan wetenschappelijk onderzoek gericht op theorieontwikkeling; er moet gehandeld worden.
Het wordt nu allemaal wel een beetje abstract. Laat eens zien….. Als mensen ongelukkig worden van hun werk, dan weten we vrij precies hoe dat komt. Eén van de belangrijkste factoren is de mate van autonomie die zij hebben bij de uitvoering van hun werk. Dat is letterlijk honderden keren empirisch onderzocht en blijkt elke keer correct. De algemene en empirisch getoetste (zeg maar evidence based) oplossing ligt dus voor de hand: vergroot de autonomie in het werk!
Tja, en werkt dat dan? Voor deze Maarten wel, maar voor de Maarten die zijn hele leven al aan een lopende band staat, die werkt om te kunnen leven en die moeite heeft met overzicht en structuur, werkt het niet zonder meer.