AI en de gevolgen voor mens en werk

“Mensen zijn verre van overbodig, tenminste voor nu…”

Besproken door Maarten Renkema

Kunstmatige intelligentie, je kunt er haast niet omheen. Sinds de introductie van ChatGPT wordt er veel gezegd en geschreven over dit fenomeen. Tegenwoordig hebben we te maken met AI-applicaties die teksten fabriceren in een ogenblik (ChatGPT), levensechte afbeeldingen en muziekstukken creëren (Midjourney en SunoAI) en zelfs dokters kunnen ondersteunen bij het stellen van diagnoses.

Dat AI impact gaat hebben op de wereld van werk lijkt duidelijk. In zijn nieuwe boek schets Ethan Mollick, professor innovatiemanagement, een genuanceerd en sterk onderbouwd beeld van de gevolgen die AI kan hebben voor het werk en dagelijks leven van mensen. Mollick pleit voor Co-Intelligence en laat zien op welke manier deze nieuwe mens-AI samenwerking vorm krijgt in de dagelijkse praktijk. Mollick beschrijft op een eloquente en gevatte manier hoe AI als alien intelligence de mensheid steeds meer is gaan beheersen. Deze nieuwe intelligentie moet echter wel goed beheerst worden en we moeten er volgens hem voor zorgen dat AI-systemen afgestemd worden op de menselijke belangen.

Dit boek verschaft heldere inzichten in het dagelijkse gebruik van AI en is daardoor voor iedereen waardevol. Het gebruik van AI in de werkcontext is echter voornamelijk bruikbaar voor mensen met een kantoorbaan en zou daarom verplichte kost moeten zijn voor HR-professionals.

Vier basisregels voor het gebruik van AI

Na een inleiding over de geschiedenis van AI, introduceert Mollick vier regels voor co-intelligentie die door het boek heen een rol blijven spelen:

  1. Nodig AI altijd uit om mee te doen
    Tijdens de huidige experimenteerfase moeten we volgens Regel 1 AI overal bij betrekken om uit te vinden wat AI wel en niet kan, binnen wettelijke of ethische grenzen. Mollick introduceert het concept Grillige Grens (Jagged Frontier), een gebied waarbij sommige taken verrassend makkelijk gaan met AI (creativiteit), terwijl andere taken verbazingwekkend tegenvallen (rekenen).
  2. Wees zelf de volwassene aan tafel
    Regel 2 stelt dat het daarom cruciaal is dat er altijd een persoon betrokken blijft bij de beoordeling en uiteindelijke besluitvorming (human-in-the-loop) omdat AI fouten maakt en hallucineert.
  3. Behandel AI als een persoon, maar vertel welke persoon het is
    Bij Regel 3 begint Mollick met het antropomorfiseren van AI, ofwel doen alsof een computer een mens is die denkt en voelt. Dat is niet zo. Maar Mollick stelt dat het nuttig is om wel te doen alsof, omdat dit helpt om er goed mee te werken. Mollick is onder meer bekend om het idee dat je AI als stagiair zou kunnen zien, hardwerkend, maar ook soms incorrect. En net als dat je het werk van je stagiair moet checken moet je dat ook met AI doen. Een nuttige praktische tip is het beschrijven van een persona in je instructie (prompts) als je met AI interacteert, bijvoorbeeld “doe alsof je Bill Gates bent”.
  4. Veronderstel dat de huidige AI de slechtste AI is die je ooit zult gebruiken.
    Tenslotte stelt Regel vier dat de huidige AI de slechtste is die je ooit zal gebruiken. De huidige modellen zijn veel verbeterd ten opzichte van nog maar kort geleden. En dit proces zal naar Mollicks verwachtingen doorgaan. Door nu met AI te experimenteren, leer je over deze mogelijkheden en beperkingen.

AI als manusje van alles?

Vijf opeenvolgende hoofdstukken gaan vervolgens in op verschillende rollen die AI in ons leven speelt: als persoon, creatieveling, co-worker, tutor en coach. Zo beschrijft Mollick AI als een creatieveling die mensen kan ondersteunen bij het genereren van creatieve output. Eén van de nadelen van AI is dat het overtuigende fouten maakt – ofwel hallucineert. Elk nadeel heeft zijn voordeel; dit hallucineren is juist een eigenschap die van pas komt bij creativiteit. Doorbraken ontstaan immers doordat bestaande ideeën gecombineerd worden (terwijl bedenkers hallucineren?) en dat is iets waar AI vrij goed in blijkt. De auteur schets voorbeelden hoe AI gebruikt wordt als ideeëngenerator op het gebied van innovatie en ondernemerschap. Ook wetenschappelijk onderzoek lijkt een eerste indicatie te geven dat AI creatieve output kan genereren.

In hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe je AI als collega kunt inzetten. Mollick staat uitgebreid stil bij zijn eigen onderzoek onder consultants die verschillende taken moesten uitvoeren met AI. Daaruit bleek dat AI in sommige taken uitblinkt, terwijl het in andere taken minder presteerde dan menselijke medewerkers. Dit leidt ertoe dat we moeten nadenken over nieuwe vormen van werkverdeling tussen mens en AI; “worden we Centaurs of Cyborgs?” Centaurs beschrijft de auteur als een vorm van samenwerking waarbij er een duidelijke scheidslijn is tussen AI en menselijk handelen – sommige activiteiten kan AI uitvoeren, andere taken de mens. Cyborgs is een variant waarbij dit vermengd is; AI en de mens zijn met elkaar verweven bij het uitvoeren van een taak. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een discussie over de gevolgen voor onze banen. AI kan menselijke werkers vervangen en het is waarschijnlijk dat AI vooral repetitieve taken zal overnemen, waardoor banen verdwijnen. Tegelijkertijd ontstaan er ook weer nieuwe taken. Opmerkelijk is dat studies aantonen dat vooral minder presterende medewerkers profiteren van de samenwerking met AI. De minst creatieve personen krijgen de grootste boost. Ofwel, AI kan helpen als een “great leveler” – een gelijkmaker.

Paradoxaal genoeg wordt het opbouwen en onderhouden van expertise juist belangrijker doordát AI taken kan overnemen.

Hoofdstuk 7 bespreekt het gebruik van AI in het onderwijs. De komst van AI maakt het mogelijk om persoonlijke tutoren te ontwikkelen die studenten individueel ondersteunen. Docenten kunnen AI-tools inzetten om hun onderwijs te verbeteren, door voorbeelden en oefeningen te creëren. Eén van de huidige kwesties is de vraag of je mensen moet leren hoe je goede instructies schrijft – prompt engineering in vaktermen. Mollick stelt dat AI-tools zo goed worden dat ze zelf de intenties van gebruikers kunnen achterhalen, waardoor geavanceerde prompttechnieken niet nodig zijn. Toch geeft hij, net als in andere hoofdstukken, enkele tips hoe je prompts kunt gebruiken. Er wordt ook niet nagelaten om een groot nadeel van AI te bespreken: doen studenten nog wel zelf hun huiswerk? Diezelfde vraag kun je natuurlijk ook stellen over sollicitanten en alle andere medewerkers. Dit gebruik heeft serieuze consequenties voor expertiseontwikkeling.

In hoofdstuk 8 trekt Mollick aan de bel door te stellen dat jonge mensen door AI minder de kans krijgen om expertise te ontwikkelen als de relatief simpele taken uitgevoerd worden door AI. Hij schrijft dat het een vergissing is te denken dat je geen kennis en expertise meer nodig hebt. Het tegenovergestelde is waar. Mensen hebben die vaardigheden nodig om goed met AI te kunnen werken. Paradoxaal genoeg wordt het opbouwen en onderhouden van expertise juist belangrijker doordát AI taken kan overnemen.

Het laatste hoofdstuk gaat in op de toekomst en beschrijft in vier scenario’s de verscheidene richtingen waarop de ontwikkelingen uit kunnen gaan in de komende jaren. Wederom gaat Mollick uit van een genuanceerd beeld. Hij beschrijft dat de dystopische scenario’s – waarin AI een godheid wordt – niet bewaarheid worden. Toch overtuigt Mollick de lezer dat er wel degelijk grote veranderingen op stapel zijn en dat we ons hierop moeten voorbereiden.

Een (te) rooskleurig beeld?

Er zijn ook enkele minder overtuigende aspecten aan het boek. Hoewel de diverse hoofdstukken een goed beeld geven van globale ontwikkelingen gaat het nergens echt de diepte in. Bovendien zullen diegenen die al wat meer ingelezen zijn niet veel nieuwe feiten lezen. Lezers die wat meer technisch onderlegd zijn, zullen daarnaast (terecht) kritiek hebben op het idee dat AI vrijwel gelijkgesteld wordt aan Large Language Models (LLMs) en er geen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende type AI-applicaties – machine learning is wel wat anders dan generatieve AI.

Daarnaast besteedt Mollick weinig aandacht aan de ethische aspecten van de toepassing van AI. Een belangrijk aspect dat onvoldoende naar voren komt, is de rol en de macht van de grote techbedrijven die AI-tools ontwikkelen en aanbieden. AI-tools worden als neutrale tools besproken, maar het gebruik van deze toepassingen heeft implicaties voor de positie van bedrijven als OpenAI, Microsoft en Google.

Mensen zijn (nog) niet overbodig

Desondanks biedt Co-Intelligence waardevolle inzichten in de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van AI en werk. Hoewel het boek niet specifiek is gericht op HR geeft het ook aan HR-professionals en onderzoekers inspiratie hoe AI op een goede manier in te zetten en te onderzoeken. Het boek is theoretisch goed uitgewerkt en sterk door onderzoek onderbouwd (getuige ook de uitgebreide referentielijst). Mollick heeft een positieve inslag maar gaat ook in op de negatieve consequenties van AI. Hij geeft lezers praktische tips en handvatten om zelf met AI aan de slag te gaan in hun dagelijkse werk en ervoor te zorgen dat ze relevant blijven. Mollick eindigt niet voor niets met de zin: “mensen zijn verre van overbodig, tenminste voor nu…”

Bibliografische gegevens

Titel: Co-Intelligence: Living and Working with AI (Engels*)
Auteur: Ethan Mollick
Uitgeverij: Portfolio / Penguin
ISBN: 9780753560778

*Recent ook in het Nederlands te verkrijgen