‘We zijn voortdurend in beweging met elkaar’
Dr. Miranda Snoeren is lector Professionele Werkplaatsen bij Fontys Hogescholen. Zij houdt zich bezig met (onderzoek naar) inter-organisationele samenwerkingen en het leren en ontwikkelen in en van beroepspraktijken binnen de domeinen gezondheid, zorg en welzijn. Miranda Snoeren heeft dan ook twee passies; leren & ontwikkelen en het verbinden van verschillende werelden. Passies die nauw aansluiten bij haar lectoraat. Op 11 november 2021 sprak ze haar lectorale rede uit, getiteld: Professionele werkplaatsen als lerende ecosystemen: de complexiteit van meervoudige samenwerkingen.
Allereerst van harte gefeliciteerd met de installatie als lector. Je bent je lectorale rede gestart met de opmerking dat je op Kerstavond besluit te stoppen met de havo en gaat werken. Tussen toen en nu ben je toch niet gestopt met leren en ontwikkelen (hbo, master, promotie, etc). Hoe kijk je aan tegen je eigen ontwikkeling en welk advies zou jij werkgevers geven die nu naarstig op zoek zijn naar jong talent (en dus ook de ‘drop outs’) .
Het schoolse systeem dat zich met name op reproductie richtte, paste gewoon niet bij me. Ik voelde me er ongelukkig en stopte ermee. Gelukkig vond ik een werkgever die mij de kans gaf te werken en leren tegelijkertijd. Ik volgde een praktijkgerichte opleiding tot verpleegkundige. Ik vond er een opbouwende en veilige leeromgeving en trof een leidinggevende die mij stimuleerde om door te studeren. Doordat ik iets deed wat ik leuk en belangrijk vond, werd mijn nieuwsgierigheid aangewakkerd. Leren werd leuk en wat ik leerde kon ik meteen toepassen. Na de verpleegkunde opleiding volgde ik uit interesse een aaneenschakeling aan studies van hbo, naar wo tot een promotietraject en combineerde die altijd met een baan. Die combinatie heb ik nodig. Ik wil niet per se meer weten of kennis opdoen, maar ik wil de wereld om mij heen beter begrijpen en beïnvloeden.
Lerend van mijn eigen ontwikkeling zou ik werkgevers het advies geven om te vertrekken vanuit de talenten van een (aankomend) medewerker, de medewerker vertrouwen te geven en als persoon te waarderen. En ik zou adviseren hem of haar te ondersteunen in het vinden van diens drijfveren en leren en ontwikkelen te faciliteren op een wijze die bij de betreffende persoon past en waarbij de medewerker zelf de regie heeft. Geen standaard aanbod dus.
Overigens zouden we er in Nederland op gericht moeten zijn om voortijdig schoolverlaten zoveel mogelijk te voorkomen. Zonder startkwalificatie heb je immers minder kans op de arbeidsmarkt. In tegenstelling tot 30 jaar geleden hebben we daar gelukkig nu veel meer aandacht voor.
Je hebt het over Professionele Werkplaatsen. Dat zijn hybride leeromgevingen binnen publieke organisaties, zoals een verpleegafdeling, gemeente of jeugdcentrum. Studenten, professionals, docenten en anderen, zoals cliënten, mantelzorgers en managers, leren en werken er onderzoekend samen. Kun je iets zeggen over de resultaten die tot op heden zijn geboekt?Professionele werkplaatsen kennen vaak een verhoogd leerrendement en een toegenomen student- en medewerkerstevredenheid. Studenten hebben het gevoel echt wat te betekenen en medewerkers ervaren (nieuwe) mogelijkheden voor leren en professionele ontwikkeling. Daarnaast blijken PW’s een aantrekkende werking te hebben: vaak mondt de inzet en betrokkenheid van een student uit in een aanstelling binnen de organisatie. Ook lijkt er binnen PW’s meer of vaker aandacht te zijn voor de kwaliteit van zorg- en dienstverlening, innovatie en praktijkgericht onderzoek. Daarentegen ervaren studenten wel eens onderlinge concurrentie, bijvoorbeeld in leersituaties die minder vaak voorkomen, en zien we sommige medewerkers elders gaan werken. Hen spreekt de verschuiving van het werk zelf uitvoeren naar het ondersteunen en coachen van anderen in het werk minder aan.
Hoewel opbrengsten rooskleurig lijken, zijn deze soms op ervaring gebaseerd en niet altijd wetenschappelijk onderzocht. We weten bijvoorbeeld niet goed in hoeverre professionele werkplaatsen bijdragen aan het innovatieve vermogen van betrokken organisaties. Goed functionerende PW’s en andere samenwerkingsvormen vergen inspanning, tijd en geld. We dienen deze investeringen beter te legitimeren door directe uitkomsten en de bredere impact systematisch en structureel te onderzoeken.
Studenten brengen nieuwe kennis in, stellen vragen en creëren beweging in werksituaties
Je zegt ook dat deze samenwerking tussen professionals, studenten en onderzoek/onderwijs een oplossing kan bieden voor de steeds duurder wordende zorg. Hoe zit dat precies in elkaar?
Onze zorg- en hulpverlening wordt steeds duurder en er zijn te weinig professionals om die zorg te verlenen. We moeten de zorg dus anders en slimmer organiseren. Het vraagt om een kanteling van ons zorgsysteem en om medewerkers die in staat zijn mee te bewegen met veranderende eisen aan het werk. Door samenwerking tussen publieke en private organisaties en tussen verschillende professies en het doen van (praktijkgericht) onderzoek, creëren en bundelen we kennis en verschillende soorten expertises. Daardoor kunnen we tot innovatieve oplossingen komen. De inzet van studenten werkt hierbij als een katalysator. Zij brengen nieuwe kennis in, stellen vragen en creëren beweging in werksituaties. Binnen de professionele werkplaatsen bijvoorbeeld zijn dermate veel studenten aanwezig dat professionals gedwongen worden te blijven nadenken over het eigen handelen en hoe zij gezamenlijk het werk organiseren. Niet alleen studenten leren, maar ook professionals ontwikkelen zich dus. Daarnaast: door leren, werken en innoveren te combineren voorkomen we dat we medewerkers voor professionaliseringsactiviteiten uit een beroepscontext halen die toch al met personeelskrapte te maken heeft.
Je beschrijft de samenwerking tussen onderzoek, onderwijs, studenten, praktijk, overheid en burgers als een ecosysteem waarbinnen actoren en omgeving elkaar wederzijds beïnvloeden. Het zijn daarbij kleine veranderingen die over tijd tot grote en soms onbedoelde wijzigingen kunnen leiden. Kun je daar meer over vertellen?
Ik geloof erin dat we gezamenlijk en met de omgeving waar we onderdeel van zijn, voortdurend en in relatie met elkaar ontwikkelen en veranderen. Dit is er altijd. Denk aan een gesprek dat je met iemand voert, een actualiteitenprogramma dat een ander perspectief op iets werpt of als je net even niet lekker in je vel zit. Het beïnvloedt bewust of onbewust ons denken en handelen. En daardoor weer dat van anderen. Het vormt een kettingreactie, waardoor kleine aanpassingen kunnen leiden tot grotere veranderingen. In de literatuur over complexiteitstheorieën worden deze ook wel feedback loops genoemd. Om een voorbeeld te noemen: in een verpleeghuis waar ik werkte werd de activiteitenbegeleider wegbezuinigd. Als reactie hierop begonnen enkele teamleden van het verplegend personeel cliënten te betrekken bij hun eigen werkzaamheden om cliënten zo te activeren. Zij experimenteerden hiermee en deelden hun ervaringen met de rest van het team. Steeds meer teamleden gingen mee doen. Het bieden van zinvolle dagbesteding werd altijd gezien als de taak en verantwoordelijkheid van de activiteitenbegeleider, maar uiteindelijk werd het een gedeelde verantwoordelijkheid die na een jaar ingebed was in het dagelijks handelen van alle teamleden. Dit is een voorbeeld van een gewenste verandering, maar andersom werkt het ook zo. Kleine aanpassingen en veranderingen die we niet wensen, kunnen leiden tot grotere ongewenste resultaten als we dat niet doorbreken. We zijn voortdurend in beweging met elkaar. De kunst is om de aaneenschakeling van toevallige en geplande gebeurtenissen en ontmoetingen te zien als drijfkrachten van die voortdurende beweging en deze te gebruiken en te beïnvloeden om leren en ontwikkelen van mensen, groepen en omgeving te ondersteunen en te versterken in de richting die we wensen. Ofwel: door stil te staan bij jezelf en de wereld om je heen en dus te vertragen kun je beïnvloeden en interveniëren en daardoor het leren en ontwikkelen juist versnellen.
Pioniers zien kansen of mogelijkheden hoe iets anders of beter kan.
Diversiteit en inclusie worden door jou omschreven als aspecten die belangrijk zijn voor het gebruiken en beïnvloeden van beweging en het aanjagen van groei en innovatie. Kun je kort uitleggen hoe dat werkt en wat de praktijk hiervan kan leren?
Zoals in het voorbeeld van het verpleeghuis zijn er vaak één of enkele enthousiastelingen die verandering aanjagen. Deze pioniers zien kansen of mogelijkheden hoe iets anders of beter kan. Werkgevers zouden hen moeten aanmoedigen om te experimenteren en buiten de begaande paden te opereren. Zij realiseren vernieuwing en zijn vaak goed in het enthousiasmeren van anderen om mee te doen. Hierdoor vindt leren en ontwikkelen plaats. Dat wordt verdiept wanneer mensen met een diversiteit aan eigenschappen, zowel qua persoonlijkheid en talenten als met betrekking tot vakinhoudelijke expertise, actief betrokken zijn en worden. Door te leren van de verschillende soorten kennis, expertises en perspectieven en gezamenlijk betekenis te geven aan situaties, worden beeldvorming, kennis en kunde erover verruimd. Dit proces vraagt wel begeleiding. Verschillen en diversiteit kunnen namelijk ook tot fricties leiden. Die fricties zijn zinvol en leerzaam en hebben we nodig voor groei en innovatie. Maar ze zijn alleen constructief als ze gezamenlijk verkend worden met respect voor elkaar als persoon en met aandacht voor de onderlinge relaties. Lukt dat, dan versterkt het de samenwerking tussen mensen.
Om professionele werkplaatsen en de diversiteit daarbinnen te cultiveren, geef je het zogenoemde Model Los in PW. Kun je kort uitleggen hoe dat werkt?
Uit onderzoek weten we dat er zes elementen meespelen in de kwaliteit van samenwerking. Het model geeft deze elementen weer en vormt daarmee een ideaalbeeld van een intersectorale samenwerking in een PW. Het lerend en onderzoekend samenwerken tussen actoren staat centraal, waardoor cocreatie van kennis en innovatie ontstaat. Het vindt plaats binnen een cultuur waarin het vanzelfsprekend is dat mensen leren en ontwikkelen. Er zijn vier ondersteunende elementen. Het samen richten en (her)inrichten en het vrijmaken van mensen en middelen focussen op het ontwikkelen van een gezamenlijke ambitie en het inrichten van processen en structuren die kennisdeling en gedeelde besluitvorming ondersteunen. Leiderschap en autonomie en het vormgeven en onderhouden van relaties zoomen in op de interpersoonlijke verbindingen en het omgaan met relationele dynamieken. Het model biedt een kader om op de eigen samenwerking te reflecteren en deze te versterken. Hiervoor ontwikkelden we ook een meetinstrument en ondersteunende tools.
Tot slot. Als jij in de toekomst kijkt, zeg 2030 – 2035, hoe ziet de samenwerking tussen onderwijs en praktijk er dan uit? Werken zij dan samen om ook werkenden duurzaam te ontwikkelen, en hoe doen zij dat dan?
Onderwijs en praktijk zijn geen gescheiden werelden meer en het onderscheid tussen docenten, professionals en studenten is minder scherp dan nu. Iedereen is lerende, maar tegelijkertijd ook een leraar, coach, instructeur, facilitator of motivator. Door elkaar te ontmoeten en samen te werken in de praktijk, delen mensen hun talenten en expertises en leren zij van elkaar, ongeacht ervaring of opleidingsniveau. Waar iemand een beginner is op een bepaald gebied, kan diezelfde persoon immers een expert zijn op een ander vlak. Onderwijs wordt veel meer ingebed in het werk zelf en buiten de schoolmuren georganiseerd. Werken en leren zijn sterk met elkaar verbonden. Leren en onderwijs zijn flexibel en op maat, niet leidend tot een diploma voor een bepaald beroep, maar tot zogenaamde microcredentials. Samen geven deze een beeld van iemands expertise en ervaring en of iemand gekwalificeerd is voor bepaalde specialistische vakgebieden, zoals een arts.
Onderwijs is ook meer ‘on demand’. We raadplegen elkaar en andere bronnen op momenten dat een vraagstuk of onderwerp actueel is, of het ons uitkomt. De technologie die dit ondersteunt, ontwikkelt zich verder. Misschien kunnen we over tien jaar elkaar als hologram oproepen in leer- en werksituaties waar leervragen aan de orde zijn? Scholen bestaan er nog in de vorm van geconstrueerde omgevingen om te oefenen, te ontwerpen en/of te experimenteren, wanneer het onverstandig of onmogelijk is om dat in de werkomgeving plaats te laten vinden. Denk aan het leren van complexe verpleegtechnische vaardigheden of het ontwerpen en testen van een prototype van een ICT-applicatie, robot of andere technologie. Deze geconstrueerde omgevingen zijn toegankelijk voor iedereen, zodat mensen ook daar samen kunnen werken en leren van en met elkaar en dus niet alleen voor hen die een ‘formele opleiding’ volgen.
De geschreven versie van de rede is hier te vinden.
De gesproken versie vindt u hier