Rijk overzicht 25 jaar workplace innovatie onderzoek

Besproken door Stephan Corporaal en Maarten van Riemsdijk

De afgelopen 25 jaar hebben tientallen onderzoekers uit verschillende Europese landen gewerkt aan de ontwikkeling van het concept workplace innovation. Workplace innovation wordt daarbij breed gedefinieerd als praktijken die in relatie staan met de ‘vooruitgang’ van banen, mensen in banen, organisaties, de prestaties van organisaties en het ondersteunen van vernieuwing en innovatie. Onderzoeksstromingen rondom kwaliteit van arbeid, sociotechniek, skills-ontwikkeling en job-design vloeien daarin samen om handvatten voor betere organisatie-resultaten én betere kwaliteit van arbeid te ontwikkelen. Het onlangs verschenen boek ‘a research agenda for workplace innovation, the challenge of disruptive transitions’ (Peter R.A. Oeij, Steven Dhondt en Adela J. McMurray, eds. 2023) geeft een rijk – maar niet altijd even diepgaand – overzicht van de uitkomsten van 25 jaar onderzoek naar workplace innovation en beoogt HR-professionals en onderzoekers met een brede hoeveelheid inzichten en inrichtingsprincipes te inspireren.

Deze onderzoeksbundel is geen inleiding tot de materie. Je moet erin geïnteresseerd zijn en flink door willen bijten, anders wordt het een hele kluif. De bijdragen zijn verschillend van aard en niveau, soms breed en met overzicht – soms zeer specifiek. Niet iedereen zal bijvoorbeeld de impact van Avatar-technologie op telewerk direct naar waarde weten te schatten. Maar er is dus ook veel interessants te halen en er wordt een goed overzicht geboden van waar dit belangrijke Europese onderzoeksdomein na 25 jaar staat.

Mensgericht wereldbeeld

De centrale stelling in het boek is dat workplace innovation interventies cruciaal zijn voor organisaties om in te kunnen spelen op grote, disruptieve veranderingen. Kenmerkend is daarbij een mensgericht wereldbeeld, door waardige arbeid en organisaties die bijdragen aan welvaart en welzijn van mensen en samenleving. Vernieuwend en tegelijkertijd ook complex is dat workplace innovatie gaat om een breed pallet aan interventies in het domein van werkorganisatie, hrm en ondersteunende technologieën die in wisselende samenhang worden onderzocht en gepresenteerd. In drie delen wordt deze complexiteit getoond.

Deel 1: technologie en organisaties

In het eerste deel wordt het concept workplace innovatie in relatie tot technologische ontwikkelingen uitgewerkt. De auteurs redeneren dat technologie niet zozeer een directe invloed heeft op de skills van medewerkers, maar dat de inrichting van organisaties daarvoor bepalend is. Een zogenaamd ‘high involvement, high investment’ type organisatie, waarin medewerkers zeggenschap hebben, ontwikkelingsmogelijkheden krijgen en zelf veel contacten onderhouden met de buitenwereld wordt aangemerkt als een organisatie die zich actief bezighoudt met workplace innovatie. In dat type organisaties worden beslissingen meer gedragen en sneller genomen en hebben zowel medewerkers als managers de kans om snel in te spelen op veranderingen. Ongeveer 48% van de Europese organisaties kan als zodanig beschouwd worden, aldus een groot Europees onderzoek.

Een interessant inzicht uit dit deel van het boek is de ‘technologie impact methode’ (TIM) die handvatten biedt om technologische ontwikkeling pro-actief te benutten voor het verbeteren van de arbeidskwaliteit. Via TIM wordt een stappenplan met concrete cases gepresenteerd, om technologie-selectie, goed werk en skills-ontwikkeling in samenhang met elkaar vorm te gegeven en zo een mensgerichte technologie-implementatie te realiseren. Goed werk wordt daarbij beschouwd als een mix tussen enerzijds controlemogelijkheden in het werk (zoals autonomie en ondersteuning) en anderzijds kwantitatieve en kwalitatieve taakeisen. De auteurs tonen genuanceerd aan hoe technologie, essentiële werkkenmerken, zoals variatie, autonomie en werkdruk, zowel positief als negatief kan beïnvloeden als haar inzet niet goed doordacht wordt.

Smart working

In dit hoofdstuk wordt verder een handig en praktijkrelevant framework voor het ontwerpen van kwalitatief goede arbeid gepresenteerd in het ‘smart work design’ hoofdstuk. SMART staat daarbij voor stimulating (bijv. banen die een gevarieerd beroep doen op skills), mastery (o.a. duidelijkheid en feedback), agency (zoals medezeggenschap, autonomie), relationele aspecten (waaronder social support) en tolerable demands (denk aan werkdruk en complexiteit). Per kenmerk worden handige vragen uitgewerkt om de kwaliteit van arbeid, technologie-gerateerde kansen en risico’s en cultuuraspecten te beoordelen. Dat framework geeft hr-professionals en (praktijk)onderzoekers een concreet vertrekpunt voor het mensgerichter implementeren van techniek.

Al met al geeft dit eerste deel een overzicht van waar workplace innovation voor staat, hoe het tot ontwikkeling is gekomen en welke bekende inzichten en onderzoekslijnen erin worden verenigd. Het zal voor de doorgewinterde onderzoeker op dit terrein weinig nieuws brengen, maar voor iedereen die de belangrijke onderzoekstraditie rond arbeidskwaliteit en job-design, gerelateerd aan technologische ontwikkeling wil volgen, biedt het een state-of-the-art overzicht.

Deel 2: individueel gedrag i.r.t. prestaties

In het tweede deel van het boek wordt ingegaan op individueel gedrag als gevolg van workplace innovation. Allereerst wordt een voor praktijkonderzoekers en professionals handige vragenlijst gepresenteerd die workplace innovatie kan meten op organisatie-, individueel- en teamniveau. Bovendien worden de resultaten uiteengezet van twee internationale case-studies rondom job crafting en ethisch leiderschap. Dit deel van het boek is het minst rijk uitgewerkt, maar dat is wel gebeurd in een eerder boek uit 2018 (deels dezelfde auteurs) waarin meer dan twintig cases werden uitgewerkt rond dit thema.

Deel 3: toekomstagenda

In het derde en laatste deel van het boek wordt een toekomstagenda voor workplace innovation geschetst. In die toekomstagenda wordt eerst de weerbarstigheid van het veld getoond: begripsverwarring, verschillen in niveau-afbakening en uiteenlopende foci van onderzoek. Een handig en gecategoriseerd overzicht van relevante onderzoeken wordt gepresenteerd, dat onderzoekers zowel snel de belangrijkste artikelen toont als de relevante Europese (beleids)initiatieven die recent op dit domein zijn gestart.

De auteurs concluderen daarbij dat er nauwelijks integratie plaatsvindt tussen de meer psychologisch ingestoken en de organisatiegerichte onderzoeken, terwijl dat juist de kern van workplace innovation zou moeten vormen. Terecht wordt dan ook voor meer integratie gepleit. Het tweede pleidooi in dit deel gaat over beter benutten van moderne data-analyse technieken en machine learning om de rijke, maar slecht toegankelijke data uit de grote hoeveelheid workplace innovation cases te benutten en daarmee de effectiviteit van workplace innovation beter vast te stellen. Beleidsmakers, professionals en onderzoekers hebben er belang bij dat er meer en grondiger onderzoek komt naar de effecten van workplace innovatie (interventies). Zeker nu de workplace innovation beweging succesvol is en er omvangrijke nationale en Europese programma’s zijn rondom een meer mensgerichte industrie, herwaardering van vakmanschap en skills-ontwikkeling van vakmensen, is deze volgende stap in onderzoek nodig.

Maar de belangrijkste uitdaging – zo concluderen de auteurs terecht – is het beter specificeren en operationaliseren van het begrip workplace innovatie. Dat is urgent, omdat er recent een aantal grote Europese en Nederlandse onderzoeken is gehonoreerd op dit thema, zoals Bridges 5.0 (Europees Horizon project) en Smart Skills@Scale (Nationale Wetenschapagenda). Zij zullen de toekomst van onderzoek op dit domein mede gaan vormgeven. Het is dan belangrijk dat begrippen en definities, aanpakken en foci goed op elkaar worden afgestemd en uitgelijnd. Dat verbetert de slagkracht. Betere data-analyse technieken helpen dat onderzoek vanzelfsprekend ook.

Dit boek doet een groot beroep op de lezer om helderheid te krijgen in het veelomvattende concept van workplace innovatie. Zoals gezegd, het is bepaald geen ‘bedside reading’. Maar zo is het ook niet bedoeld en voor wie de confrontatie aangaat, biedt het wel een rijke hoeveelheid cases en aanpakken om beter begrip te krijgen en praktisch aan de slag te gaan met het concept. Daarmee komen we tot dezelfde conclusie als in de review van het voorgaande boek: “een boek waarmee een ieder die met Workplace Innovation aan de slag wil snel een overzicht krijgt van de ‘state of the art’, voorbeelden van hoe Workplace Innovation er uit kan zien en concrete handvatten om het zelf vorm te geven of het onderzoek hiernaar verder te brengen.”

Voor geïnteresseerden die meer willen weten over hoe workplace innovatie daadwerkelijk landt in bedrijven, verwijzen we graag naar de uitkomsten van het grote Europese onderzoek: ‘Workplace practices unlocking employee potential’. Daarnaast is er een bijzonder actief Europees netwerk rondom workplace innovatie: EUWIN.

Bibliografische gegevens

Titel: A research agenda for workplace innovation, the challenge of disruptive transitions
Auteurs: Peter R.A. Oeij, Steven Dhondt en Adela J. McMurray
Uitgeverij: Edward Elgar Publishing
ISBN: 9781800881938.